Context:
Urineweginfecties vormen de meest voorkomende infecties in woonzorgcentra (WZC). Gedurende hun verblijf in een WZC maakt 50% van de vrouwelijke en 40% van de mannelijke residenten een UWI door. Deze cijfers tonen aan dat UWI een veelvoorkomend probleem zijn op hogere leeftijd. Analyse van de urine is een cruciaal onderdeel voor de diagnose van UWI en is eveneens belangrijk voor de isolatie van het oorzakelijk organisme. Hiervoor dient een representatief urinestaal verkregen te worden. Toch schuilt hier vaak het probleem: de methode van staalafname bij ouderen is bijzonder moeilijk aangezien een groot percentage van de residenten in WZC bedlegerig is, incontinent is of kampt met cognitieve achteruitgang. Als arts heeft men dus onvoldoende zekerheid dat de afname – en dus ook de resultaten waarop men klinische beslissingen baseert – correct zijn.
Onderzoeksvragen:
- Wat zijn goede methoden van staalafname bij residenten in woonzorgcentra bij wie een urineweginfectie vermoed wordt?
- Hoe gebeurt de staalafname bij oudere, bedlegerige en/of incontinente residenten in woonzorgcentra in de praktijk?
- Welk proces is nodig om van het huidige systeem naar een aanbevolen systeem te gaan?
Methode (literatuur & registratiewijze):
Voorafgaand gebeurde een grondige literatuurstudie. Hiertoe werden de aanbevelingen van Domus Medica en de NHG-standaarden geraadpleegd. Nadien werd specifiek informatie opgezocht rondom staalafname bij UWI, meer bepaald in de oudere populatie. Via het CEBAM-portaal werd gezocht via PubMed en Ovid in Medline en in Nursing@Ovid. Ook Embase werd geraadpleegd.
Daarnaast werd een veldstudie uitgevoerd tijdens de maand september 2012. Vijftien afdelingen van acht WZC verspreid over drie Vlaamse wachtkringregio’s namen deel. Alle deelnemende residenten voldeden aan de inclusiecriteria (alle residenten op de afdeling).
Resultaten:
Literatuuronderzoek
Ondanks het beperkt aantal studies over de methode van staalafname bij UWI bij ouderen, blijft de midstream techniek de verkozen gouden standaard. Alternatieve technieken worden aangereikt maar goed onderzoek naar de toepasbaarheid bij ouderen is zeldzaam. Bij incontinente ouderen is staalafname via het duwen van een dipstick in de luier een alternatief. Invasievere methodes zoals eenmalige sondage of suprapubische punctie worden eerder afgeraden. Het is aan te raden de perianale regio te wassen met water en zeep voor de staalafname en de urine op te vangen in een steriel recipiënt.
Veldstudie
Tijdens de studiemaand namen 438 residenten (30% mannen, 70% vrouwen) deel aan de studie. Slechts 39 keer werd een staalafname uitgevoerd. Bij 64% van de deelnemende residenten werd gevraagd gewoon te urineren. Er werd slechts in 10% van de staalafnames voor de midstream techniek gekozen. Zeven maal (18%) werd eenmalige sondage toegepast, voornamelijk bij residenten die een CVA doormaakten, dement waren of incontinent waren. Tweemaal werd bij mannelijke incontinente patiënten een condoomkatheter gebruikt. Hoewel uit de literatuur blijkt dat staalafname uit incontinentiemateriaal (luier) mogelijk is, werd deze techniek niet toegepast. Bij iets meer dan de helft van de residenten werden de genitaliën vooraf gewassen.
Conclusies:
Als staalafname in de literatuur vergeleken wordt met staalafname in de praktijk, blijken verpleegkundigen wel op de hoogte te zijn van de mogelijke methodes van staalafname, maar de wijze waarop deze gebeuren, is vaak niet zoals het beschreven staat in de literatuur.
Staalafname van urine bij vermoeden van UWI in WZC zou dus aanzienlijk verbeterd kunnen worden indien we zouden beschikken over correcte methodes en materiaal.
Ondanks het kleinschalig project van deze studie, die bovendien plaatsvond in een beperkt tijdskader, zou dit een aanzet kunnen zijn tot het verder bestuderen van goede methodes van staalafname, met als doel het opstellen van eenduidige richtlijnen voor staalafname in WZC.