De zomerperiode van 2024, van 13 mei (week 20) tot 6 oktober 2024 (week 40), vertoonde een oversterfte van +1,1 % in België (alle leeftijden samen), met 435 extra sterfgevallen vergeleken met wat verwacht werd. Gedurende deze zomerperiode waren er gemiddeld 280 sterfgevallen per dag, met een piek van 341 sterfgevallen op 13 juni 2024. De oversterfte was meer uitgesproken bij mensen van 85 jaar en ouder (+2,8 %), en vooral bij mannen vanaf 65 jaar (+3,9 %). De analyse per geslacht toont aan dat, ongeacht de leeftijd, de oversterfte hoger was bij mannen (+2,0 %) dan bij vrouwen (+0,8 %). De oversterfte bij vrouwen was meer uitgesproken vanaf 85 jaar (+3,2 %).
De analyse per woonplaats van ouderen toont aan dat de oversterfte duidelijk hoger was bij mensen vanaf 65 jaar die niet verbleven in een woonzorgcentrum (WZC), met 621 extra sterfgevallen (+2,5 %), vergeleken met de WZC-bewoners (60 extra sterfgevallen; +0,6 %). In beide groepen was de oversterfte meer uitgesproken bij mensen van 85 jaar en ouder. Onder de WZC-bewoners hadden vrouwen een grotere oversterfte dan mannen (+1,6 % tegenover +0,7 %), terwijl bij de niet-WZC-bewoners mannen een hogere oversterfte vertoonden dan vrouwen (+2,7 % tegenover +1,0 %).
Voor alle leeftijden samen was het ruwe sterftecijfer iets hoger bij vrouwen (350,0 sterfgevallen per 100 000 inwoners) dan bij mannen (348,5 sterfgevallen per 100 000 inwoners). Ongeacht de leeftijdsgroep was het sterftecijfer hoger bij mannen dan bij vrouwen.
Op gewestelijk niveau werd er ook oversterfte waargenomen in de hele bevolking in Vlaanderen (+2,0 %), Wallonië (+0,8 %) en Brussel (+2,6 %). In Vlaanderen was de oversterfte het grootste bij mensen van 85 jaar en ouder (+5,6 %), terwijl er een ondersterfte werd waargenomen bij mensen jonger dan 65 jaar. Afhankelijk van de woonplaats van ouderen was de oversterfte in Vlaanderen hoger bij niet-WZC-bewoners, vooral bij mensen van 85 jaar en ouder. Onder de WZC-bewoners was de oversterfte meer uitgesproken bij vrouwen, terwijl bij niet-WZC-bewoners de oversterfte meer uitgesproken was bij mannen.
In Wallonië was de oversterfte meer uitgesproken bij mensen jonger dan 65 jaar. De oversterfte in Wallonië betrof voornamelijk niet-WZC-bewoners, terwijl er juist een ondersterfte werd waargenomen bij de WZC-bewoners. In tegenstelling tot Vlaanderen was de oversterfte in Wallonië, alle leeftijdsgroepen samen, hoger bij mannen, zowel onder WZC-bewoners als niet-WZC-bewoners.
In Brussel was de oversterfte groter bij de 65-84-jarigen. Onder de WZC-bewoners was de oversterfte hoger dan bij de niet-WZC-bewoners, en was deze vooral uitgesproken bij vrouwen, zowel bij WZC-bewoners als niet-WZC-bewoners. Daarentegen werd er een ondersterfte waargenomen bij mannen van alle leeftijden die in WZC’s verbleven.
Het ruwe sterftecijfer was het hoogste in Wallonië. Na standaardisatie op leeftijd en geslacht bleef Wallonië de hoogste sterftegraad vertonen gedurende de zomerperiode in vergelijking met de rest van het land, gevolgd door Brussel en Vlaanderen.
De waarschuwingsfase van het hitte- en ozonplan werd niet geactiveerd tijdens de zomer van 2024, wat ongebruikelijk is, aangezien dit plan elke zomer sinds 2012 werd geactiveerd. Hoewel er verschillende korte periodes van warmte werden geregistreerd, met temperaturen rond de 30 °C en één dag die 34 °C bereikte, bleven de meteorologische, omgevings- en infectieuze factoren over het algemeen gematigd.
De temperaturen begonnen te stijgen vanaf week 26 (24 juni), waarbij de temperatuur drie dagen boven de 28 °C lag (met een maximum van 29,5 °C), vergezeld van ozonpieken en fijnstof in Vlaanderen en Brussel. Op 26 en 27 juni werd er een waarschuwingssignaal voor oversterfte op nationaal niveau waargenomen. Gedurende deze dagen werden er ook waarschuwingssignalen voor oversterfte waargenomen op gewestelijk niveau, met name in Vlaanderen op 26 juni en in Brussel op 27 juni, waar er oversterfte werd geregistreerd voor de gehele bevolking. Er werden verschillen waargenomen afhankelijk van de woonplaats van ouderen. In Vlaanderen werd op 26 juni oversterfte vastgesteld bij zowel WZC-bewoners als bij mannen van alle leeftijden die niet in deze instellingen woonden. Op 27 juni werd er in Wallonië en Brussel oversterfte waargenomen bij niet-WZC-bewoners.
Week 33 registreerde de hoogste temperaturen van de zomer, met 34 °C op 12 augustus, gevolgd door een bijzonder warme nacht (20,2 °C), met ozonpieken. Op 13 augustus, de dag na deze extreme temperaturen, werd opnieuw een waarschuwingssignaal voor oversterfte waargenomen voor de gehele Belgische bevolking.
Gedurende de gehele zomer van 2024 was de mortaliteit statistisch significant gecorreleerd met ozon en PM10 (in aflopende volgorde van correlatiecoëfficiënten). Per leeftijdsgroep waren de maximale temperaturen, de ozonniveaus en de PM10 statistisch significant gecorreleerd met de mortaliteit bij mensen van 65 tot 84 jaar.
In vergelijking met de voorgaande zomers werd de zomer van 2024 gekarakteriseerd door een lichte oversterfte van +1,1 %, wat relatief laag blijft in vergelijking met het gemiddelde van de afgelopen 20 zomers in België (+1,9 %).
Bij WZC-bewoners bleef de oversterfte tijdens de zomer van 2024 laag (+0,6 %), wat een duidelijke daling betekent ten opzichte van de zomers van 2020 (+27,2 %), 2021 (+15,7 %) en 2022 (+22,6 %). Bij niet-WZC-bewoners van 65 jaar en ouder werd daarentegen een lichte stijging van de oversterfte waargenomen in de zomer van 2024 ten opzichte van de zomer van 2023. Deze steeg van -3,2 % in 2023 naar +2,5 % in 2024, waarmee de cijfers dichter kwamen bij de niveaus van de zomers van 2021 (+0,4 %) en 2022 (+2,2 %).
Tussen 2000 en 2024 zijn de ruwe sterftecijfers tijdens de zomerperiodes in het algemeen gedaald, met een bijzonder sterke afname tussen 2003 en 2019. Sinds 2020 neemt het sterftecijfer echter niet langer elk jaar af, maar vertoont het schommelingen van zomer tot zomer.
Afhankelijk van de woonplaats van ouderen waren de ruwe sterftecijfers het hoogst onder WZC-bewoners in België tijdens de periodes 2019-20, 2020-21 en 2021-22. Deze trend keerde echter om in de daaropvolgende jaren, met een daling van de sterftecijfers. De periode 2023-24 werd gekenmerkt door een griepseizoen van 11 weken (van 11 december 2023 tot 25 februari 2024), waarin de oversterfte relatief gematigd bleef, met 501 extra sterfgevallen (+1,9 %). Aan het begin van de griepepidemie werd een verhoogde circulatie van COVID-19 waargenomen.
Aangezien het aantal sterfgevallen significant toeneemt na extreme hitte of hoge ozonconcentraties, is het belangrijk dat de bevolking geïnformeerd blijft over de weersomstandigheden en ozonpieken, en zich aanpast aan het gedrag bij de activering van de waarschuwingsfase van het hitte- en ozonplan.