De winterperiode 2024-2025, van maandag 7 oktober 2024 (week 41) tot zondag 11 mei 2025 (week 19), werd gekenmerkt door een lichte oversterfte van 1 315 extra sterfgevallen ten opzichte van wat verwacht werd, ofwel een oversterfte van +1,9 % (71.738 geregistreerde sterfgevallen en 70.423 verwachte sterfgevallen). Deze oversterfte concentreerde zich op acht opeenvolgende weken vanaf januari 2025 en viel samen met de griepepidemie, de RSV-epidemie, smogperiodes en een koudegolf.
Er waren gemiddeld 331 sterfgevallen per dag, met een piek van 463 sterfgevallen op 10 januari 2025. Op Belgisch niveau was de oversterfte het meest uitgesproken bij personen van 85 jaar en ouder (+4,2 %), vooral bij mannen in deze leeftijdsgroep (+7,7 %). Uit de analyse per geslacht, alle leeftijden samen, blijkt dat de oversterfte bij vrouwen (+2,3 %) iets hoger ligt dan bij mannen (+1,8 %). Deze oversterfte bij vrouwen is vooral opvallend bij de groep jonger dan 65 jaar (+5,4 %), terwijl bij mannen in dezelfde leeftijdsgroep een ondersterfte werd vastgesteld.
Op regionaal niveau werd een oversterfte van +2,5 % vastgesteld in Vlaanderen (1 039 extra sterfgevallen), een lichte oversterfte van +1,0 % in Wallonië (239 extra sterfgevallen) en een oversterfte van +4,8 % in Brussel (243 extra sterfgevallen). In alle gewesten trof de oversterfte vooral personen van 85 jaar en ouder. In Wallonië werd echter een ondersterfte vastgesteld bij mannen jonger dan 65 jaar. Wekelijkse waarschuwingen voor oversterfte bij de totale bevolking werden gedurende vijf weken in Vlaanderen, vier weken in Wallonië en één week in Brussel opgemerkt, voornamelijk bij personen van 85 jaar en ouder.
Be-MOMO in woonzorgcentra
De oversterfte was duidelijk meer uitgesproken bij de woonzorgcentra-bewoners (WZC), met 499 extra sterfgevallen (+2,7 %), tegenover 680 extra sterfgevallen (+1,6 %) bij personen ouder dan 65 jaar die niet in een WZC verblijven. In beide groepen was de oversterfte bijzonder uitgesproken bij 85-plussers. Onder de bewoners van WZC was de oversterfte meer uitgesproken bij vrouwen (+3,4 %) dan bij mannen (+2,6 %). Bij de niet-bewoners van WZC daarentegen was de oversterfte vergelijkbaar tussen de geslachten, met een stijging van +1,8 % bij vrouwen en +1,7 % bij mannen.
Er werd ook een wekelijkse oversterfte vastgesteld gedurende drie weken bij alle bewoners van WZC, en gedurende vijf weken bij bewoners van 85 jaar en ouder. Bij ouderen die niet in een WZC verblijven, werd oversterfte gedurende zeven opeenvolgende weken geregistreerd bij vrouwen ouder dan 65 jaar.
Oversterfte gedurende de griep
De griepepidemie duurde 13 weken, van 9 december 2024 (week 50) tot en met 9 maart 2025 (week 10), met een piek van 670 consulten/100.000 inwoners in week 4 (van 20 tot 26 januari 2025). Deze griepepidemie duurde langer dan normaal en was bijzonder hevig. De meeste griepinfecties werden veroorzaakt door het type A-virus (H1N1 en H3N2 in gelijke verhoudingen), terwijl type B later in het seizoen en in mindere mate voorkwam. Deze trend van langdurige epidemieën zet zich al drie winters op rij voort, met een duur van 11 tot 15 weken, tegenover kortere episodes vóór de COVID-19-pandemie.
De periode van de griepepidemie was kritieker, met een oversterfte van 2.591 extra sterfgevallen (+10,9 % oversterfte onder de 26.395 geregistreerde sterfgevallen), waarbij vooral 85-plussers werden getroffen (+15 %, 1.623 extra sterfgevallen), en met een meer uitgesproken oversterfte bij vrouwen (+12,9 %, 1.574 extra sterfgevallen). Op regionaal vlak was de oversterfte het hoogst in Brussel (+15,8 %, 268 extra sterfgevallen), gevolgd door Wallonië (+11,5 %, 930 extra sterfgevallen) en Vlaanderen (+10,5 %, 1 463 extra sterfgevallen).
De oversterfte was het hoogst onder bewoners van WZC, met 1 016 extra sterfgevallen (+12,5 %), tegenover 1 591 extra sterfgevallen (+8,3 %) bij 65-plussers die niet in een WZC woonden.
Tijdens dit winterseizoen kreeg 15 % van de patiënten die in het ziekenhuis werden opgenomen voor een ernstige acute luchtweginfectie (SARI) met een diagnose van griepinfectie complicaties, en 4 % van deze patiënten overleed. Deze cijfers blijven hoog en stabiel in vergelijking met de twee voorgaande winters (respectievelijk 14 % en 17 % voor complicaties, en 2 % en 5 % voor sterfgevallen).
RSV
De RSV-epidemie duurde 12 weken, van 11 november 2024 (week 46) tot 2 februari 2025 (week 5), met een piek in week 50 (van 9 tot 15 december 2024). Opvallend is dat er in vergelijking met het vorige seizoen een aanzienlijke daling van de incidentie werd waargenomen bij zuigelingen van 0 tot 5 maanden. Deze evolutie komt overeen met de eerste implementatie in België van een immunisatiecampagne met Nirsevimab voor jonge kinderen. Dit seizoen werd een duidelijk tijdsverschil waargenomen in de dynamiek van de epidemie tussen jonge kinderen en personen van 65 jaar en ouder. Bij jonge kinderen werd de piekincidentie bereikt in week 48, 2024. Bij 65-plussers werd de piek daarentegen later waargenomen, namelijk in week 1, 2025.
Koude golf
Een koude golf, zoals gedefinieerd door het KMI, werd waargenomen van 17 tot 22 januari 2025 (week 8). Gedurende 41 dagen werden negatieve minimumtemperaturen geregistreerd (minimum -4,0 °C, in Ukkel in januari 2025), tegenover 19 dagen in de vorige winter. Op vier dagen werden ook negatieve maximumtemperaturen gemeten, waaronder -0,6 °C in januari 2025. Vanaf 9 januari 2025 werd gedurende meerdere dagen ook sneeuwval waargenomen
Luchtvervuiling
Gedurende meerdere dagen was er sprake van luchtvervuiling waarbij de Europese informatiedrempel voor fijnstof (PM2,5) werd overschreden. IRCELINE heeft uitzonderlijk zes waarschuwingen voor piekvervuiling afgegeven (PM2,5 hoger dan 35 µg/m3 gemiddeld over 24 uur), waarbij de informatiefase in de drie gewesten werd geactiveerd, maar vaker in Vlaanderen.
Correlaties tussen sterfte en risicofactoren
De sterfte in België vertoonde een statistisch significante en sterke correlatie met de incidentie van griepachtige klachten, matige correlaties met de minimum- en maximumtemperaturen, en zwakkere correlaties met de concentraties van zwevende deeltjes in de lucht (PM2,5) en met de minimale en maximale relatieve vochtigheid.
Historische vergelijking
Hoewel de oversterfte en het bruto sterftecijfer zijn gestegen ten opzichte van de twee voorgaande winters, blijft de oversterfte tijdens de winter van 2024-2025 lager (+1,9 %) dan tijdens de pandemische winters en iets onder het gemiddelde van de afgelopen 24 winters (+2,2 %).
Bij de minder dan 65-jarigen was er een lichte oversterfte (+0,3 %), een niveau dat vergelijkbaar is met dat van 2022-2023, maar dat is gestegen ten opzichte van de vorige winter.
Bij personen van 85 jaar en ouder werd in 2022-2023 een lichte oversterfte geregistreerd, gevolgd door een ondersterfte in 2023-2024. Deze winter was er een grotere oversterfte (+4,2 %).
De oversterfte onder bewoners van WZC is sinds de winter van 2022-2023 sterk gedaald, wat het einde van de pandemie markeert. In 2024-2025 is deze gestegen ten opzichte van de vorige winter (- 3,9 %) en is vergelijkbaar met die van 2022-2023 (+2,7 %). Tussen 2020 en 2023 was de oversterfte in de winter hoger bij bewoners van WZC tussen 65 en 84 jaar, maar deze trend keerde zich om in 2024-2025, met een meer uitgesproken oversterfte bij 85-plussers.