Het is de eerste keer dat de kwaliteit van de eerstelijnszorg, op internationale schaal, geëvalueerd wordt vanuit het perspectief van de patiënt. Door de ervaringen van patiënten mee te nemen in het onderzoek, krijgen we een beter beeld van de organisatie van de gezondheidszorg in de praktijk. Zo blijkt dat patiënten tevreden zijn over de kwaliteit van de eerstelijnszorg, maar dat de coördinatie van de zorg nog een verbeterpunt is. Daarom organiseren Sciensano, het RIZIV en de FOD Volksgezondheid op 18 juni 2025 een studiedag die alle actoren samen brengt.
Eerstelijnszorg scoort hoog volgens patiënten met chronische aandoening
Het PaRIS-initiatief (in het Engels afkorting voor ‘Patient-Reported Indicator Surveys’) van de OESO is de grootste internationale patiëntenbevraging tot nu toe die de kwaliteit van de eerstelijnszorg vanuit het perspectief van de patiënt bekijkt. “Dankzij deze patiëntgerichte aanpak kan de kwaliteit van de gezondheidszorg in België verbeteren, op basis van wat volgens de patiënten zelf het belangrijkst is. Uit het onderzoek blijkt nu dat de meeste deelnemende patiënten tevreden zijn met de zorg die zij krijgen. België scoort daarbij steevast even goed of beter dan het OESO-gemiddelde”, zegt Dagmar Annaert, onderzoekster bij Sciensano:
- 95,4% van de patiënten in België beoordeelt de zorg als goed (boven het OESO-gemiddelde van 87%)
- 92,7% van de patiënten in België vindt dat hun zorg persoonsgericht is (boven het OESO-gemiddelde van 85%)
- 69,5% van de patiënten in België vindt dat het gezondheidssysteem betrouwbaar is (boven het OESO-gemiddelde van 62%).
De focus in deze studie ligt op patiënten met minstens één chronische aandoening. “België stapte enkele jaren geleden in het PaRIS-initiatief van de OESO, omdat chronische aandoeningen de jongste 20 jaar sterk zijn gestegen. Voor deze patiënten is geïntegreerde zorg van cruciaal belang”, zegt Pedro Facon, adjunct-administrateur-generaal van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV).
De studie belicht ook mogelijke verbeterpunten
Het wetenschappelijk onderbouwd pakket van indicatoren beoordeelt het gezondheidszorgsysteem en geeft niet alleen aan wat al goed werkt, maar ook waar het nog beter kan. “In de praktijk blijkt het inderdaad een goede graadmeter voor wat er op het terrein gebeurt: gezondheidszorgdomeinen waar in het verleden al veel in geïnvesteerd werd, scoren hoger”, zegt Annaert. Zo blijkt uit de resultaten dat we nog werk hebben op het vlak van:
- multidisciplinaire samenwerking: momenteel betrekt slechts 46% van de deelnemende praktijken niet-arts-personeel, wat ver onder het OESO-gemiddelde van 83% ligt. “Huisartsen kunnen meer tijd vrij maken voor effectieve medische zorg, als zij (nog meer) ondersteund worden door onder andere verpleegkundigen en administratief personeel”, legt Annaert uit.
- (digitale) gezondheidsvaardigheden: 63,1% van de patiënten voelt zich zelfverzekerd in het beheren van hun eigen gezondheid, maar dit neemt af naarmate het aantal chronische aandoeningen toeneemt. Slechts 8% van de patiënten met een chronische aandoening voelt zich comfortabel met online gezondheidsinformatie. “Patiënten kunnen actief betrokken blijven bij hun zorg door hen meer te begeleiden in het beheer van hun gezondheid (denk aan het opvolgen van laboresultaten, medische afspraken en voorschriften), hun gebruik van online gezondheidsinformatie en door digitale zorgtools/-systemen nog gebruiksvriendelijker te maken”, voegt Annaert toe.
- betere zorgcoördinatie: slechts 67,7% van de patiënten ervaart een goede samenwerking tussen zorgverleners. Ook de huisartsen ervaren moeilijkheden op dat vlak: slechts 47,5% van de deelnemende praktijken was goed voorbereid om de zorg effectief te coördineren. “Een versnipperde zorginfrastructuur bemoeilijkt de toegang tot de bestaande zorginitiatieven. Patiënten vinden vaak niet de juiste weg naar de nodige zorg en moeten bovendien vaak gezondheidsinformatie herhalen. Een sterker geïntegreerd zorgsysteem kan daar verbetering in brengen”, legt Annaert uit.
Verder aan de slag met de resultaten
De eerstvolgende stap in dit traject is een studiedag op woensdag 18 juni 2025, waar alle actoren samen komen (patiënten, zorgprofessionals, beleidsmakers, onderzoekers) om verder te bouwen aan een effectiever en toekomstbestendig zorgsysteem. “Het RIZIV heeft de deelname van België aan het PaRIS-project gefinancierd omdat het verbeteren van kwaliteitsvolle geïntegreerde zorg voor patiënten met chronische aandoeningen een sleuteldoelstelling is. De studiedag moet ons toelaten om te evalueren waar we vandaag staan en wat de volgende stappen zijn die we moeten zetten”, zegt Facon.
De resultaten zijn bovendien een extra motivatie om de studie te herhalen en verder uit te breiden. In de toekomst willen we het aantal deelnemers (zowel patiënten als huisartsenpraktijken) verhogen, om een nog duidelijker beeld te krijgen van hoe performant de gezondheidzorg is op nationale en lokale schaal. Anderzijds hoopt Sciensano de studie ook op regelmatige basis te kunnen herhalen, zodat we ook de impact van het beleid op lange termijn kunnen evalueren en nagaan of beleidswijzigingen effectief verbeteringen teweeg brengen op het terrein.
Raadpleeg het volledige rapport
PaRIS in België
Voor België wordt het PaRIS project uitgevoerd door Sciensano en gefinancierd door het RIZIV. Tussen maart 2023 en januari 2024 bevroeg Sciensano:
- 4,687 patiënten (waarvan 3,503 minstens één chronische aandoening heeft) over hoe eerstelijnszorgdiensten volgens hen functioneren
- de 59 huisartspraktijken die voor deze patiënten zorgen over de kenmerken en de werkwijze van de praktijk.
“Enerzijds onderzochten we patiënten hun ervaring met de gezondheidszorg (in het Engels de zogenaamde ‘Patient-Reported Experience Measures’ of ‘PREMs’): zoals de wachttijd, de communicatie met het personeel, de betrokkenheid van de patiënt bij het nemen van beslissingen, enz. Anderzijds gingen we na hoe ze hun gezondheidstoestand ervaren (in het Engels de zogenaamde ‘Patient-Reported Outcome Measures’ of ‘PROMs’): zoals symptomen, functionele capaciteiten, zelfredzaamheid, enz.”, legt Dagmar Annaert, onderzoekster bij Sciensano, uit.